De installatie van een lift en de inbedrijfstelling ervan worden altijd uitgevoerd door een erkend installateur. Er zijn echter specifieke eisen waaraan de klant moet voldoen voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd:
- Een opslagruimte van 30 m2 moet worden voorzien op de begane grond bij de liftschacht en de toegangswegen naar de schacht moeten worden vrijgehouden.
- De liftschacht moet schoon en droog zijn wanneer de lift wordt geïnstalleerd. Als er water in de liftput staat, kunnen de werkzaamheden niet worden uitgevoerd.
- De liftschacht moet worden gebouwd volgens de liftconfiguratietekeningen. Het niveau van de afgewerkte vloer moet worden gemarkeerd en de schachtopeningen moeten om veiligheidsredenen worden afgebakend.
- Een driefasige stroomvoorziening moet aanwezig zijn voor de lift en voor de hefvoorzieningen gerelateerd aan de installatie.
- De hijshaken en ventilatiekanalen moeten worden geïnstalleerd volgens de technische tekeningen goedgekeurd door de liftfabrikant.
KONE zal de lift ontwerpen, bouwen, installeren en onderhouden. Deze basisregels voor de installatie van een lift zijn essentieel voor de goede werking ervan en de veiligheid van gebruikers en techniekers.
De liftenrichtlijn 2014/33/EU bepaalt dat liftkooien zo moeten worden ontworpen dat er voldoende ventilatie is voor de passagiers, ook bij langdurige stilstand. Daartoe voorzien wij boven en onder in de kooi openingen met een oppervlakte gelijk aan ten minste 1% van de effectieve kooioppervlakte (zoals vereist door de geharmoniseerde norm EN 81-20(2014) § 5.4.9.2).
Er is echter geen vereiste voor ventilatie van de schacht, tenzij het warmtevermogen van de motor meer dan 40 kVA bedraagt. In dat geval moet de liftschacht worden geventileerd. Dit is met name het geval in openbare gebouwen en hoogbouw.
Goed om te weten: niet de fabrikant van de lift, maar de verantwoordelijke van de bouwwerkzaamheden is verantwoordelijk voor de gekozen oplossing voor een voldoende geventileerde schacht. Als installateur verbinden wij ons ertoe de nodige informatie te verstrekken om te bepalen of ventilatie al dan niet nodig is. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer van het gebouw om de ventilatie van de schacht, indien nodig, te laten controleren door de keuringsinstantie verantwoordelijk voor het gebouw.